Misschien denken ze wel dat Roosje bij Hem in de smaak valt. Ze doet braaf mee op school, ze geeft geen grote mond en als je zegt: Roosje doe dit, dan doet Roosje niet dat. Ze denken misschien wel dat Roosje later een nonnetje zal worden.
Wat er in haar omgaat, daar hebben ze geen weet van. Ze weten niets van de kinderpsyche. Ze zien niet dat Roosje braaf met haar mes op de trap ligt te krabben en dat ze ondertussen denkt: weg met jullie allemaal, de hel in met jullie.
Haar hele verdere leven zal Roosje een groot talent tonen om gehoorzaam te lijken en haar eigen gang te gang.
Uit het prospectus waarmee de Arme Zusters van het Goddelijk Kind nieuwe leden wierven: "De opvoeding van die arme kinderen vraagt veel beleid, veel geduld, veel liefde en veel zelfverloochening. En nu is het juist de liefde tot God, aan Wie de religieuze haar hele leven en al haar werken heeft toegewijd, die voor dat mooie mooie en overvloedige werk kracht verleent. In dit liefdewerk kan zij haar vrouwelijke aanleg, die op het moederschap gericht is, ten nutte maken van het kind en toch heel haar hart vrij houden voor God
Altijd bij de kinderen.
Zusters in de kinderzorg
(uit: In haar naam geborgen Portretten van Zusters van "De Voorzienigheid", Suzanne Hautvast, Annelies van Heijst, Judith de Raat , met foto's van Katinka Stieger, 2002 Heemstede. Vervaardigd en verschenen in opdracht van het bestuur van de Congregatie ter gelegenheid van het honderdvijftigjarig jubileum van de Congregatie)
zie: de Echoende Stichting
""Zuster Martini Wieggers (86) maakte tijdens een eucharistieviering mee dat een meisje in het toilet een kind kreeg. Het gebeurde in Hubertus, het opvanghuis voor ongehuwde moeders in Amsterdam. "Ik zag dat ze wegliep. Ik stond op om haar te volgen omdat ik me afvroeg waar ze naar toe ging en of ze de weg wel kende. Zo kwam ik uit op het toilet waar ik het hoofdje van de baby al in de toiletpot zag hangen. Wat moet je dan? Dan zeg je toch niet tegen haar: "Ik kom na de viering wel terug" . Ik haalde zuster Gertrude Reus, een ervaren vroedvrouw, erbij en samen hebben we dat kind ter wereld gebracht. We hadden geen gereedschap bij de hand. Met een gewone schaar knipten we de navelstreng door die we met een schoenveter afbonden. Op weg naar de babykamer begon het kind te niezen. Ik dacht, dat zal wel een een snottebel worden, en inderdaad.
Omdat mijn medezuster en ik het grootste deel van de eucharistieviering hadden gemist, zei de pater dat we nog een dienst konden bijwonen in een andere parochie. Ik dacht, kom nou, daar heb ik het veel te druk voor, ik ga een beetje naar een andere parochie. Nee, ik zag het al voor me. De moeders die in Hubertus woonden, gingen op zondag bijna allemaal de deur uit en lieten hun kinderen bij ons achter. Ik kon helemaal niet weg"
Zuster Martini die van 1945 tot 1970 in Hubertus werkte, nam de voorgeschreven regels over de afstandelijke houding van zusters tegenover de kinderen niet altijd even nauw. Het belang van moeder en kind stond bij haar voorop.
Twaalfhonderd baby's heeft ze zien komen en gaan. Gezonde en zwakke baby;s hield ze in haar armen. Eenmaal slaagde ze erin een baby van twee pond zonder couveuse groot te brengen. Ze wist wel dat ze een baby niet op schoot mocht nemen als ze het de fles gaf, maar ze deed het toch omdat ze niet anders kon. Net zo goed besteedde ze wat extra aandacht aan een huilend kind. Volgens haar was ze daarin niet de enige.
Veel zusters interpreteerden de regels ruim. De congregatie stond dat toe. Zo was het in Hubertus juist de bedoeling om een persoonlijke relatie met het kind op te bouwen. Dit had een gunstig effect op de ontwikkeling van het kind volgens een maatschappelijk werkster van de kinderbescherming. Zij kon zien welke kinderen in Hubertus waren grootgebracht, die waren met liefde omringd geweest.
Zuster Ludovica Smits (91) werkte van 1952 tot 1975 in het Lidwinahuis voor zwakbegaafde meisjes in Leiden.Zij werd eveneens regelmatig geconfrontreerd met het religieuze ideaal en de nuchtere praktijk.
Ze had bijvoorbeeld geleerd dat je een kind niet mocht aanhalen en er geen binding mee mocht hebben. Ze had daar moeite mee en had het graag anders gedaan, maar ze deed wat er van haar werd gevraagd. Ze dacht dat ze daarin niet anders was dan de zusters om haar heen. Haar eigen zus, die directrice was van het Lidwinahuis, zag ze maar één keer een kind knuffelen.
Bovendien werd er bij haar thuis ook nooit geknuffeld. Ze heeft dat niet als een gemis ervaren. "De maatschappij was nog niet zo zoenerig als nu" zegt ze. Later veranderde dat. Voor zuster Ludovica betekende goed zijn voor een kind niet per se dat je een kind moest knuffelen. Kinderen merkten wel of een zuster het goed met ze voor had. Ze heeft nog steeds contact met enkele kinderen en dat was vast en zeker anders geweest als ze haar vroeger niet hadden gewaardeerd.
Toch weken de zuster in Leiden ook wel eens van de regels af. Het was eigenlijk niet de bedoeling dat ze tijdens de recreatie over hun werk praatten. Was er echter een "moeilijk geval" dan werd er een uitzondering gemaakt. 'Dan had je veel steun aan elkaar' weet zuster Ludovica nog. We spraken af dat we één lijn zouden trekken. Als het 'nee' was, was het 'nee'. Net als in een gezin.
Opleiding of ervaring
Zo leerde zuster Ludovica hierover andere regels dan een vijftien jaar jongere zuster die voor haar intrede bij een gezin met 10 kinderen had gewerkt. Zij was gewend aan persoonlijk contact en verbaasde zich over de afstand die ze moest bewaren toen ze eenmaal was ingetreden. Zusters gingen met hun tijd mee en waren graag bereid om te leren. Rond 1960 volgden zij vrijwel allemaal de cursussen Kinderbescherming A en B.
Zuster Ludovica hield van studeren en stelde de cursussen zeer op prijs. Zij boden enige afwisseling en ze leerde er dingen waardoor ze haar werk beter kon doen. Maar veel tijd om te studeren was er niet, vertellen andere zusters. 'Zodra je thuiskwam, zette je je tas neer en de volgende lesdag nam je hem weer mee zoals je hem had neergezet'. Alleen zuster Marinini haalde 'van alles niets'. Ze had zoveel werkervaring dat de cursussen Kinderbescherming volgens haar niets zouden toevoegen aan haar kennis.
Het nut van de officiele cursussen Kinderbescherming betwijfelden de zusters niet. De lessen van de psycholoog Steenvoorden*, die aan het kinderhuis in Driehuis was verbonden, waardeerden ze misschien nog wel meer. Hij stimuleerde hen om over hun werk na te denken.
In het begin van de jaren zestig was de oude regel van afstandelijkheid aan het wankelen gegaan. Steenvoorden leerde de zusters wat dat voor hun werk betekende. "
*Volgens mij heette de man, behalve "Dokter", van Steenvoorden. Hij werd door ons ook aangesproken als Dokter en was een eikel!
Ik heb geen idee of de man ooit gesprekken of contacten direct met de kinderen had. Niet met mij in ieder geval. Net zo min als zijn opvolger, alweer een dokter, Kneppers.
Kneppers was niet alleen een aardige man, jij gedroeg zich vooral vele malen normaler dan van Steenvoorden.
Van Steenvoorden kwam niet onmogelijk 1x per week een dag. In ieder geval was 1x in de week een groep de klos. Dan kwam hij tussen de middag mee eten op de groep.
Zes groepen dus 1x in de 6 weken vond het plaats.
Dat moet knap ernstig zijn geweest gezien de aversie welke ik tegen de man heb gehouden terwijl ik nogal zeker weet verder geen contact met hem te hebben gehad anders dan dat je hem wel eens door de gang zag gaan. Ik weet ook maar een van de meiden die regelmatig bij hem kwam. Daar bestond dan ook medeleven mee.
Er hing een heel verkeerd luchtie om van Steenvoorden.
Niet onmogelijk 'slechts' door de de man verheerlijkende houding.
Er werd nog net niet voor hem gebogen.
Maar ook de houding van de man was hartstikke fout. De man speelde theater.
Alles rond die man was theater. De man "at niet mee", maar: 'de dokter komt op bezoek'
Tadaaaaaa, trompet geschal. (Kneppers zal toch ook niet dood zijn gegaan van de honger en gevoederd zijn, maar ik kan me er volstrekt niet van herinneren. En dat zou wel eens meer over de man hebben kunnen zeggen dan over mijn geheugen. Want dat zelfde geheugen is er redelijk van overtuigd dat Kneppers dinsdags kwam, van Steenvoorden donderdags. ) Phoei, wat gruwelijk ik bij alleen de herinneringen aan die man!
Tadaa, het circus: de Dokter komt eten:
Een dag van te voren werd dit al meegedeeld door Zr. Angela.
De volgende middag moest de tafel dus anders gedekt.
Een van de onzinnige dingen uit Driehuis was dat wij 4 serviezen hadden.
Een plastic servies, Mepal diepe en platte borden, diepe borden blauw de platte een kleur die ooit waarschijnlijk wit was geweest maar ik slechts ken als afzichtelijk plastic vuil wit. De minst in aanzien staanden. En stenen borden. Ook ooit wit geweest. Dikke zware gebarsten en gecraquleerde hotelborden.
Het van een plastic bord moeten eten was een vernedering. De kleintjes hadden plastic borden, en geen mes. Je kon ook straf krijgen -ik kan me werkelijk niet bedenken waarvoor of welke onnavolgbare logica daar achter zat - maar er bestond zo iets als voor straf van een plastic bord moeten eten. En geen mes.
Dan was er het zondagse servies: boerenbont. Ik kan het nog steeds niet zien. Maar er was een nog luxere uitgave. Dat moet in ieder geval zo luxe zijn geweest dat ik mij er slechts de kopjes (en schoteltjes) van herinner, die ethisch zeer verantwoord waren, ik hield van die kleuren, en het bestaan van 1 (één!) bord.
En dat ene bord ken ik dan ook alleen van de 6-wekelijkse bezoekingen van "Dokter" van Steenhoven. Het was het bord waarvan hij at.
Voor de man kwam zat iedereen aan tafel. Hij kwam altijd te laat. Er werd nooit op wie dan ook waarom dan ook maar gewacht, behalve bij deze zich kennelijk integrerende man. Wachten dus tot:
tadaaaaa. De dokter!
De man deed werkelijk alles mis.
Als je al te laat kwam, keek je wel uit dit met veel bombarie te doen: er was maar een belang: zonder opgemerkt te worden door Angela op je plek te komen, en dan nog via de kortste weg.
Hij niet: na de openzwaai van de groepsdeur, hij vriendelijk en beleefd begroet door Angela, haalde hij het steevast in zijn hersens om de grootst mogelijke ronde óm de tafels te maken, mensen uitvoerig te begroeten tot dat hij eindelijk bij zijn plek kwam. Waar hij vervolgens - standaard jovialiteit - zijn stoel uiteruit trok, maar pas ging zitten nadat zijn jasje over de leuning was gehangen en hij zijn ene been over de rugleuning had gezwaaid...
En al die tijd Angela (en Henny Jorna, haar juf destijds) maar vriendelijk lachen en een groep kinderen die hem aan zat te kijken.
Ook vriendelijk lachend, ondertussen opgelucht dat niet jij degene was die vlak bij hem aan tafel zat: dan moest je nog met hem praten ook ...
Na deze vrijheidsdemonstratie kon er dan eindelijk gebeden en gegeten worden....
De man had niet alleen een speciaal bord , ook een paar dekschalen, speciaal voor hem rond dat bord gegroepeerd!! Maar wat een bord moet die man voor zijn hérsens hebben gehad. Wat een onwaarschijnlijk volkomen gebrek aan respect t.o.v. die kinderen; iedere keer weer met zijn demonstraties: kijk mij eens, voor mij gelden de regels niet!
Gelukkig waren er 6 groepen! En dat rouleersysteem.
"Toen zuster Ludovica hem vertwijfeld vroeg waarom hij zo'n andere visie verkondigde dan een aantal jaren daarvoor, moedigde hij haar aan om met haar tijd mee te gaan.
Zuster Therésa Bres (92) merkte in de praktijk hoe positief die vernaderingen konden uitpakken. Vroeger twijfelde ze dikwijls over haar houding tegenover de voogdijkinderen in Driehuis, waar ze lange tijd als kinderzuster werkte. Ze deed het liefst wat haar gevoel haar ingaf, maar bleef ook afstandelijk omdat haar verteld was dat ze zich zo moest opstellen.
Jaren later, nadat ze had geleerd dat kinderen niet konden opgroeien zonder liefde, ontmoette ze een van de voogdijkinderen voor wie ze had gezorgd. Bij hun afscheid omhelsde ze haar vroegere pupil. Naderhand ontving ze een brief waarin stond dat die omhelzing zoveel goed had gedaan en hoe jammer het was geweest dat dat vroeger niet mocht.
Altijd bij de kinderen.
"ik deed wat de moeder normaal gesproken deed" zegt zuster Therésa. Alle zusters kozen vanzelfsprekend voor het kind. Zo was een van hen zich dan ook van geen kwaad bewust toen de overste haar ter verantwording riep nadat zij vlak voor de consecratie naar buiten liep met een kind dat onwel was geworden."
(staart volgt)
De staart:
Vooral de zusters die vierentwintig uur per dag verantwoordelijk waren voor de zorg van de kinderen,vonden dat zij een gezinsvervangende taak hadden. Het grote verschil met een gezin was dat de zusters de achtergronden van de
kinderen niet kenden.
Voor zuster Therése was het een opluchting toen dat veranderde.Ze vond het prettig om te weten wat er met het kind was gebeurd.
Haar medelijden werd er groter door. Zuster Ludovica was daarentegen nooit nieuwsgierig naar het verleden van de meisjes. "Als je niets weet sta je neutraler tegenover een kind", meent zij."Zodra je weet wat er is gebeurd, beinvloed dat je handelen".
De achtergrond van de ongehuwde moeders was duidelijk, maar vormde voor zuster Martini geen enkel probleem, ook al strookte het ongehuwdzijn niet met de katholieke leer. "Ik was er gewoon om ze te helpen"
Uit: "In haar naam geborgen, portretten van Zusters van 'De Voorzienigheid' " Hoewel het boek slechts Zr. Ludgera noemt, heb ik de idruk dat de dame wel eens geen ongehuwde moeder zou kunnen zijn geweest, maar een nog hele jonge latere Zuster Ursula. Iemand die iemand herkent? De betreffende kinderen zullen nu midden 50- ers zijn.
Deze foto staat ook op de omslag van het boek van
Annelies van Heijst, Liefdewerk. Een herwaardering van de caritas bij de Arme Zusters van het Goddelijk Kind, sinds 1852 , 2002.
"Ze werd wel eens boos als ze vond dat een moeder zich niet genoeg om haar kind bekommerde of er zo vaak mogelijk op uit wilde.
"Mijn boosheid maakte soms indruk en dan kreeg ik gedurende korte tijd meer hulp van de moeders dan ik was gewend".*
De zusters waren altijd bij de kinderen. "Alleen tijdens de retraite was je vrij. Acht dagen per jaar had je even geen zorgen. Pas toen ik geen kinderzuster meer was, kon ik met Kerstmis weer naar mijn ouders,"vertelt zuster Ludovica."
"Zo is dat", beaamt zuster Martini. "Toen ik studeerde werd er voortdurend aan mij gevraagd of ik wilde inspringen.'Vraag het maar aan Martini' was een normale zin geworden. Zelfs toen ik eens om iemand vroeg die mij kon helpen werd: 'Vraag het maar aan Martini'."
Door hun voortdurende aanwezigheid leerden zusters de kinderen misschien meer dan ze zelf in de gaten hadden. De kinderen pikten ongemerkt veel van de religieuse levenswijze op.
De meisjes van zuster Therese gingen overdag naar school. maar ook tijdens hun afwezigheid had ze genoeg te doen.
Als ze door de gangen van het schoolgebouw liep, keek ze met opzet niet naarde kinderen in de klas omdat die onmiddelijk om haar aandacht zouden vragen."
Een lezer of intervieuwer verder nergens van op de hoogte zal hier vanzelfsprekend over heen lezen; een intervieuwer hoeft niets verbazingwekkends te horen.
Tóch is die zin, wanneer je de realteit in aanmerking neemt, verbazingwekkend.En tekenend voor de houding ten opzichte van de kinderen.
Therese liep namelijk helemaal niet door de gangen van het schoolgebouw!
Om de vrij eenvoudige reden dat zij er niets te zoeken had. Heel typerend voor een kloostergemeenschap lijkt de opdeling in de vele functies die een dergelijke gemeenschap met zich meeneemt te zijn.
Zusters kwamen niet op elkaars terrein.
Zij hadden een functie en deden dat werk, maar misten de mogelijkheid,
misschien zelfs wel de bevoegdheid dat weet ik niet, om in geval van voor de
hand liggende noodzaak om te gaan met de overlap van verschillende taken/functies.
Juist daar draaide het systeem op!Niet onmogelijk hoorde dat bovendien ook bij de invulling welke zij gaven aan gehoorzaamheid.
Immers het invullen van nodzakelijke overlap (of gaten) vooronderstelt eigen initiatief, het nemen van eigen verantwoordelijkheid.
En als er nu toch iets was wat ontbrak was het dat dus!
De belzuster deed open wanneer er gebeld werd. Wanneer er gebeld wordt maar een ander dan de belzuster aanwezig is, was het onmogelijkdat die deur open ging totdat de betreffende belzuster gearriveerd was.
Ik ben er inmiddels redelijk van overtuigd dat juist dat de starheid vanhet klooster systeem was. Maar ook de vervreemding.
Chaplin in modern times eindeloos die ene schroef staan aan te draaien tot hij er knotsknettergek van wordt.
Bovendien was er, naar mijn idee ook al voor mijn tijd in Driehuis, de fysieke scheiding van de school en het kinderhuis gedeelte wat het nog onwaarschijnlijker maakte dat Therese "door degangen op school" maar met opzet niet naar de kinderen keek.
Nog afgezien van het feit dat het een vrij normale reactie lijkt dat kinderen in een klas kijken naar het "ongewone" van wat zich in een gang op school afspeelt, wat Therese in deze zin wél duidelijk maakt is haar bééld (en niet alleen het hare!) over "die" kinderen die voortdurend om haar aandacht vragen.
De vrij normale (en m.i. volkomen gezonde!) reactie van iemand die 7 dagen in de week, dag en nacht, er moet zijn voor een groep kinderen van: Phoe, was ik blij dat ik ze tenminste even niet zag wanneer ze op school zaten, ontbreekt nog steeds.
Hier spreekt een 92 jarige, die minstens 30 jaar na datum nog steeds niet in staat is realistisch te kijken naar "die kinderen" maar in al die jaren kennelijk nog steeds het verwijt hanteert "altijd aandacht willen" van een chronisch overvraagd mens.
Hetgeen de intervieuwster (een vrouw, geinteresseerd in vrouwengeschiedenis!) kennelijk ontgaat. Meer dan met welke andere passage typeert het boek zich met deze passage als een van de vele gemiste kansen van buitenstaanders die buitenstaanders blijven!
Schrijvers die afhaken op het moment dat zij eindelijk de vragen zouden
moeten,en kúnnen, stellen waarover het ging en gaat in "zorg" .
Ongeacht door wie die zorg dan ook gegeven wordt!
Al waren de kinderen van 's ochtends acht tot 's avonds zes bezig, er waren altijd zieken die zorg nodig hadden.
De invoering van de achturige werkdag was voor sommigen dan ook even wennen. Een van de zusters was er niet onmiddelijk blij mee. "Ik was gewend om de hele dag bij de kinderen te zijn en nu moest ik opeens iets voor mezelf gaan doen.
Ik wist niet waar ik naar toe moest, ook omdat ik in die tijd nog geen eigen kamer had."
Zuster Therese had weinig moeite met het lezen van de krant in haar vrije tijd, maar ze zag dat sommige medezusters zich geen raad wisten. Die vonden de krant lezen zonde van hun tijd. "Gelukkig leerden we hoe we onze tijd konden invullen, maar vanzelfsprekend is dat voor de meeste zusters niet gegaan. Vrijheid moet je aankunnen". "
Dat moet ik Therese inderdaad nageven: zij had interesses genoeg.
Niet onwaarschijnlijk zelfs passies: haar Frans, de taal dus, haar muziek, wat in haar geval vooral bestond uit het dirigentschap.
Het mandoline-orkest. Er was een , voor een instituut waar veel voor de hand liggends totaal ontbrak, nogal indrukwekkende hoeveelheid redelijk goede muziekinstrumenten behorend bij dat mandoline orkest. Mandolines, 2 mandola's, een banjo een aantal gitaren.
Al in de groep van Angela werd mij de mededeling gedaan: ik kreeg muziekles.....
Nooit iemand gevraagd of ik dat ook wilde.
Als altijd: je wilde iets per mededeling. .....
foto toegevoegd april 2007, orkest, dirigente en groep van Therese die toen nog Theresino heette.
Het orkest heeft jaren bestaan, en vormde kennelijk een soort visitekaartje, ook naar buiten.
Het enige. En daarmee ook de enige (culturele) aktiviteit. Thesere's aktiviteit!
De instrumenten vielen onder haar, waren ook in haar leefgroep, zowel in het oude hoofdgebouw als in het Witte Huis. Therese dirigeerde. En is dat ook blijven doen nadat de groep in huis werd opgeheven en de paar kinderen die nog speelden mee gingen naar het cultureel Centrum in Ijmuiden. Waar Therese dirigente werd van een groep -zeker in de ogen van een tiener - zéér hoogbejaarde dames en een enkele heer "ome Ger" : Excelsior.
Therese volgde zelfs een cursus voor dirigenten. Ze genoot ervan in ieder geval. Maar of ze nu zo genoot van de muziek, de cocosnoten welke zij hanteerde tijdens die eeuwige postkoets? Ik denk dat ze vooral genoot van de aktiviteit en mn de status: zij had iets wat haar onderscheidde. Kunst. Zoals het Frans dat was.
Mijn leven had er zeker anders uit gezien indien zij háár Frans niet had gehad!
Dan had ik gewoon een vak op school mogen hebben. En niet kennelijk haar iets afgenomen met een verplicht vak, wat zij kennelijk als zeer exclusief recht beschouwde.
Zij, meer nog dan aan "haar" muziek en "haar" krant lezen háár identiteit aan ontleende.
Misschien is juist dat, in de tijd dat ze kennelijk niets mocht, haar tragiek ook wel geweest,
Maar de nachtmerries welke ik nog steeds heb ten gevolge van het raffinement
waarmee zij om is gegaan met haar begrenzingen -waarvoor zij de keuze
had gemaakt! - zijn voor mij het zeer onwelkome bewijs dat dat niet slechts háár
tragiek is gebleven!
Zij wilde te veel, maar mocht te weinig, dus was constant hongerig...
Kennelijk moet een mens hele bijzondere karaktertrekken hebben daarmee te kunnen leven. Misschien is het meest eerlijke oordeel overhaar dan wel de conclussie dat zij over die karaktertrekken niet beschikte.
En dat was voor van haar afhankelijke kinderen een bijzonder slechte zaak!
Haar vrijheid kon zij, ook naar mijn waarneming, op een aantal punten zeker aan: Als het haar tijd was, wás het haar tijd ook . Zelfs als dat midden in een zin was. Met dezelfde rigiditeit, als het niet meer was, waarmee zij jaren mét de klok had geleefd, leefde zij nu óp de klok.
Opnieuw ongeacht wat die, nog steeds afhankelijke, kinderen dan nodig hadden.
Therése had haar vrijheid gekregen.Maar zij vergat die te delen!
Ten opzichte van de kinderen heeft zij zeker haar begrenzingen vanuit de (Congregatie) regels en die van de organisatie gehad.
De vrijheid die hoorde bij haar macht verbonden aan haar positie.
Ook die vrijheid heeft zij vergeten te delen.
De leken leidsters die er kwamen zijn altijd haar óndergeschikte gebleven, ondanks dat
zij meer en meer van hen afhankelijk werd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten