1 dec 2005

De klok en de lepel


Ik was te laat.
Dat was op zichzelf al ongewoon. Het was een donkere, winderige avond in februari 1969, slechts een paar weken na mijn afscheid van het religieuze leven, waarin een zeer stikte punctualteit in acht werd genomen.


Shit, koud hier. mmmm. hé. Kom op meid, waarom die lange inleiding laat zien dat je het kunt dan. Maar waarom in vredesnaam eerst die vreselijke T. S. Eliot? Die schenk ik je met zijn aswoensdag erbij.

Bij het eerste geluid van de kloosterklok die ons opriep voor de volgende
maaltijd of voor een medititatieperiode in de kapel, moesten we ons werk
onmiddelijk neerleggen; je moest een gesprek afbreken midden in een woord, en de zin die je schreef mocht je

Wat gaan we nou toch krijgen, hoe wéét jij dat? De noodzaak adem onder controle te krijgen.

niet afmaken. De regel, die ons leven tot in de kleinste details reguleerde, zei dat de klok

En daar ging ze hoor. Midden in een zin. Het was haar tijd. "We hebben nu tegenwoordig werktijden....." I. d. D. zit met dat eeuwige kussen op schoot. Een paar minuten later barst de veldslag los.

Ze staat achter me met haar pollepel.
De engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt.
Had ze me maar een andere plaats aan tafel gegeven. Als die soepgammel minder diep was geweest was de steel vast ook korter geweest. Uit mijn ooghoeken kan ik mijn broert zien aan de tafel ernaast. Blijf zitten asjeblieft. In de naam van de vader, de zoon en de heilige geest amen.
Ging de Maria nu eerder uit dan de Jozef of waren het die gangen? Die speelplaats met die grote kwekelingen die genomen moest worden.
De soep stuk voor stuk opgeschept op Mepal plastic rondgedeeld door 2 kinderen. Leonora als een paal met linten achter mij. Daar staat onze fiere Pinksterblom.
Maar welke gek knoopte die pollelepel aan een lint?

Ergens onderweg in Driehuis kwamen de dekschalen. Het bedrijf van mijn vader. In Amsterdam alleen de messen met het vergeelde heft.
Hoe belandden die aardappelen, jus en groenten in die soep?
Ging Leonora rond met die enorme gamellen of liepen wij met onze borden naar haar toe?

Heeft ze mij zó gedwongen? Ik wou dat ik het wist.
Maar het blijft net om de hoek liggen
De griesmeelpap met klonten niet. Die ligt over de aardappels, en is eilandje in de jus.
Opgeschept door een paal met angst dat we haar haar zien.
Die zelfde grote pollepel. Ik hoef mijn ogen niet dicht te doen om die twee wervels
te voelen. Den ene knobbel in je nek, dat kuiltje erboven.
Mijn broertje zit aan mijn tafel.
Blijf zitten asjeblieft en kijk niet me niet aan maar zorg dat je je bord léégeet.

Opzij van het aanrecht staat een kast. Daar verdwijnt dat bord vol drie gangen menu in. Om er op gezette tijden weer uit gehaald en weer in gezet te worden. De inhoud van het bord groeit.
De oncontroleerbare lichaamsperistaltiek die de inhoud doet toenemen ook.

Ik ben blij nu eindelijk weer te weten waar die kast stond.
Waar Eleonora met haar pollepel stond heb ik al die tijd geweten.
Iets schuin rechts achter mijn rug.
Nu pas realiseer ik mij dat het mens waarschijnlijk linkshandig is geweest.
Nee! Ik hoop! dat ze linkshandig was.

Maar door de haarborstel op diezelfde rug weet ik dat zij rechtshandig was.
Lange vlechten zijn niet handig. Klitten in je haar en vlechten kost tijd die
de bel niet gaf.
Vaders die niet zeker weten dat zij het eeuwige leven hebben moeten niet trots
zijn op het haar van hun enige meid.

Want nonnen leven met een klok weet Karen Armstrong.


moest worden beschouwd als de stem van God, die elk van ons tot zich riep voor
een nieuwe ontmoeting, hoe onbelangrijk of eenvoudig de taak ook was die
moest worden verricht.
Daarom was elk ogenblik van onze dag een sacrament, omdat het verordend was door de religieuse orde, die op zijn beurt gesanctioneerd was door de kerk, het lichaam van Christus op aarde. Het was dus al jaren een tweede natuur voor me om op te springen zodra de klok luidde, omdat hij eigenlijk luidde voor mij. Als ik het voorschrift van punctualiteit in acht nam, zo zei ik steeds tegen mijzelf, zou ik een innerlijke houding ontwikkelen van permanente dienstbaarheid aan God en me constant bewust zijn van zijn liefde volle aanwezigheid. Maar dat was me nog niet overkomen.

Karen Armstrong heeft mijn bed voor haar alleen wanneer ze verder vertelt over hoe ze te laat is.
Ik zit op de rand en luister. Ik mag in bed niet roken.
Maar zonder die sigaret op de rand kan ik niet naar je luisteren, Karen.
Disharmonie in het klokkenspel tussen jouw alinea's en het gezwets van
mensen die hem nooit hebben horen luiden maar ook de klepel niet kennen.
waarvan ik doof werd.
Oorverdoving vanuit de broodkeukens.

Ik weet nu eindelijk wat ik heb gehoord op mijn 19e op mijn eerste kamer,
een paar starten verder op.
Aan de voet van die oude Wester.
Een van de mooiste geluiden ter wereld gebeurd wanneer God zijn stad bidt
om God te bidden. Halverwege de heuvel naast de Haya Sophia.
De oproep tot het gebed, dat zich van moskee naar moskee verpreidt.

Omdat ik niet hoop dat ik terug zal keren
Omdat ik niet hoop
Omdat ik
niet
hoop dat ik zal keren
En de gave van deze en de vrijheid van
gene
koop
Begeer ik niet meer die dingen te begeren
(Waarom zou de
oude
arend
zijn vleugels ontvouwen?)
Waarom zou ik rouwen
Om de
voorbije
macht van
het gemeen bewind

....

Omdat ik weet:
tijd is
voortdurend tijd
En plaats altijd en alleen maar plaats
En
wat werkelijk
is is werkelijk voor één tijd
En alleen maar voor één
plaats
...
En ik
bid God dat hij ons wil bewaren
En ik bid dat
ik
vergeten zijn
Al wat ik
te veel met mijzelf blijf overleggen
Blijf
verklaren
Omdat ik niet hoop
dat ik terug zal keren

Voor wat gedaan is, en nu afgedaan
Moge het oordeel niet te
zwaar op ons
wegen
Laat deze woorden rekenschap geven.

Omdat
deze vleugels
geen vleugels meer zijn die dragen
Maar louter slagen
in de
lucht
....
Leer ons bekommerd en onbekommerd zijn
Leer
ons
zitten,
doodstil.

UIT: Aswoensdag van T. S. Eliot
UIT: de Wenteltrap van Karen Armstrong,
Mijn weg uit de duisternis.

Teruggekregen/teruggeplaatst tgv TvdP's bijlage amsterdam 01 December 2005 13:49:33

Geen opmerkingen: