16 okt 2005

16-10-05 De deur stond open | punt.nl


Koninginnendag 2003 stond de deur die er inmiddels zit in die hoge muur om de speelplaats open.

De rest van de muren van het complex waren de gebouwen, met aan weerszijden een deur waarachter een zuster-portier. De toegang tot een nog veel complexer leven van véél te veel mensen -vrouwen en 1 man. In wat je ook leest uit welke periode van de Voorzienigheid dan ook: voortdurend is er dat ruimtegebrek.

Het staat in de Notuelenboeken van 1852, het staat in een email van die vrouw uit 2002 over haar herinneringen uit de vijftiger jaren en die van haar moeder en tante die er zat eind jaren 20 begin 30. In haar zin "Zij had het alleen maar over het kippenhok" maakt ze een fout: kippenhokken zijn inmiddels gebonden aan een aantal centimeters per kip. Die centimeters zijn terug te vinden op de code op het ei.

Zoals de fysieke ruimte(n) waar je opgroeit volgens mij weleens in je lijf zou kunnen zitten. Nog steeds passen de Amsterdamse afmetingen niet bij mij. Te laag, te klein.

Het moederhuis van een kloostercongregatie, 4 scholen 1 gesticht of internaat en een kapel Een complex leven in een onoverzichtelijk complex. Afgescheiden van de wereld. Een volkomen eigen wereld, met haar eigen logica, haar eigen woorden midden in de Jordaan. Waar buiten de muren "de mensen" woonden. Binnen de muren "De Rector" , of Vader Rector zoals de zusters die grote sigarenman lang genoemd schijnen te hebben, en Zusters. Kwekelingen liepen, "buitenkinderen" op school gingen en een rest groep zat. Kinderen.

Woorden die de eigen logica weergaven. Maar daarmee muren van binnen hebben gebouwd. In een wereld waarin een kind niet hoort bij "de Zusters", niet bij "de mensen" waar hoor je dan bij? Die Zusters zagen er als non-vrouwen -onder te verdelen in 3 soorten - ook afhankelijk van hun soort niet als mensen uit. Uniformen in een kudde. Met als hoogste ideaal op aard het opgaan in die kudde. Geen eigen persoon meer te zijn. Maar uniform onderdeel van.
bron: archief Congregatie



Wie de weg denkt te weten, vindt op een foto uit 1927 een van de 2 kinkhoestbedden terug die begin 60-er jaren constant op het balkon van de ziekenzaal stonden. en kan dwars door de ziekenzaal heen kijken -de gangdeur stond voor deze foto blijkbaar open, om zelfs dat kleine keukentje met haar glazen deur tegen de muur (r) te herkennen. Waarnaast niet alleen een groot kruisbeeld hing en een groot maria beeld stond met een lichtje aan haar voeten maar vooral ook 2 kasten stonden.

In de een stonden medicijnen en lag waarschijnlijk beddegoed. In die houten hoekkast met haar wybertjes-dropjes luikje in de deur -zal het 25 cm hoog zijn geweest?- ging 's avonds achter een wybetjes-gordijntje een lichtje aan, wanneer de ziekenzuster, Geertruida, erin ging, die deur dicht deed; zij kwam er niet meer uit dat lichtje ging uit. Er zal wel een bed voor haar hebben gestaan. Want 's morgens kwam zij die kast weer uit.

Dat is voor wie de weg denkt te weten. Maar in dat complex wat sinds 1852 alsmaar uitgebreid werd, dus weer een trappetje zus en een gang zo opleverde en waar die dáár niet; maar die daar juist wél mocht komen bestonden raak je niet alleen de weg kwijt, maar bestonden zelfs ramen waar je niet uít mocht kíjken.

Slot-ramen.

Het zal geen kinkhoestbed zijn geweest. Op 2 hoog was een groep voor hele kleintjes. De ziekenzaal zal op 4 hoog hebben gezeten. Weet ik nu, nu ik eindelijk het complex in ben geweest -geen van de huidige bewoners of gebruikers blijkt ook maar een een flauw benul te hebben hoe het complex van Lauriergracht via Konijnenstraat naar Elandstraat ooit in elkaar heeft gezeten .

De ziekenzaal moet op 4 hoog zijn geweest. Maar die trappen kan ík nog steeds niet op. Pas nu ik ruim 2 jaar het geweld op mijzelf uitoefen -nodig om de amputaties van herinneringen ongedaan te maken - om te kúnnen weten, te herinneren én de logica van dat complexe leven en mijzelf daarin terug te vinden zonder de weg kwijt te raken in angst en pijn, begin ik ook de weg in het gebouwencomplex te begrijpen.

De logica achter de woorden. De vrouwen uit een kudde. Ben ik trots op mijzelf. Omdat ik weet. Mijn jeugd heb teruggenomen en kan integreren in mijn leven.

Om een aantal van de foto's die hier staan is gevochten!

Een paar jaar terug stuurde ik een man van medio 50 met wie ik een aantal jaren als kind samenopgroeide in Driehuis, waarmee ik dmv een internetoproep contact kreeg, een foto van hemzelf, als 6e klasser. Ik kreeg een een email terug: "Het is het bewijs dat ik vroeger heb bestaan".

De Congregatie weigerde foto's te geven. Zoals ik jaren geleden wekelijks een dag met een zuster moest vechten om weer een stuk papier te mogen zien uit het Congregatie archief. Waar ik, bij wijze van uitzondering, in mocht.
Congregatie archieven zijn particuliere archieven.

Om deze foto's is gevochten. Ik kreeg ze uiteindelijk omdat duidelijk was dat ik anders foto's van mijn verleden dat ik met hen deelde via een rechter op zou eisen. Het bewijs dat ik vroeger bestaan had, had ik al.




slaapzaal van Tarcissia 6 hoog

bron: archief Congregatie

De kwaliteit van die bedden en zelfs die spreien moet wel heel bijzonder zijn geweest. De foto is waarschijnlijk uit de jaren 30, gezien de serie waarvan deze deel uitmaakt. De bedden, naar mijn logica waarschijnlijk uit 1927 -onderdeel van de nieuwbouw die toen klaar kwam. Zo'n 10 jaar later waren de bedden noch spreien dus niet meer nieuw. Ik heb naar adem moeten happen toen ik de foto kreeg, mijn bed terug vond, met dezelfde sprei. Hetzelfde nachtkastje.
Stom van me, dat ik bij die verkoop in 1990 dat ene nachtkastje wat er stond niet mee heb genomen.

De chambarette is volgens mij in die ruim 30 jaar wél opgeschoven. Naar het eind van de zaal, waar de volgende zaal begon.
Ik ben benieuwd of de fotograaf aan zijn foto een natte kont heeft overgehouden. Misschien stonden die rij wasbakken er toen nog niet? In mijn tijd wel: 2 rijen wasbakken, gescheiden door een halfhoog muurtje. tegenover Tarcicia's chambarette. De kasten, het waskamertje met de zwaargesteven schorten, het Maria beeld verschoven niet. Voor kastjes en bedden bestaat natuurlijk de regel dat die niet verschuiven mogen worden. Een gangpad, ruimschoots breed genoeg voor 2 rijen meisjes in nachthemden op hun knieen, koppies dezelfde kant op gericht op de non staand aan de kop van de rij. Zij openlijk kijkend, wij glurend door ogen die dicht moesten zijn. Dan in rij naar voren voor de dagelijkse aanraking: het welterusten zuster, gevolgd door het kruisje op je voorhoofd en haar welterusten. Mits je niet voor het front van de troepen de ogen behandeling kreeg en je wist dat je door kon lopen. Geen kruisje, geen 2 vingers op je hoofd en een duim tegen je voorhoofd, geen welterusten Of erger: die ogen én haar jezus gebed, als mitrailleur, waarmee ze duivels kon bezweren. Die dan van God verlaten beladen met schuld en toegedekt door ohhh- meiden- ogen, opgelucht dat zij het niet waren, in hun bed kropen. \
En wakker werden omdat grote rode handen gestoken in stijf gesteven schortmouwen aan de kop van de zaal klapten en er goede morgen werd gezegd. De eerste rondgaande blikken: wie zou er nat zijn? Tijd voor de rij meiden in nachthemden op hun knieen voor het ochtendgebed.








bron: De Congregatie der Arme ...etc. 1852-1927, Zr. M. Gerardina, 1927


Het lijkt onmogelijk, toch zijn van deze foto zijn inmiddels al 1, waarschijnlijk 2, moeders en 1 tante uit de achterste rij oudste meiden in het zwart herkend.



De kastanje, een van de 2 op die ommuurde speelplaats die er in 1927 al stond heeft , het niet overleefd. Hij was groots, prachtig en gul.













Geen opmerkingen: